Bestuurdersaansprakelijkheid door het starten van ondernemingsactiviteiten zonder voldoende liquide middelen

Uit de wet volgt dat iedere bestuurder in het geval van een faillissement van een besloten vennootschap ten opzichte van de boedel hoofdelijk aansprakelijk is voor het faillissementstekort, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Van kennelijk onbehoorlijk bestuur is sprake indien geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden op die manier zou hebben gehandeld.

In deze zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat een redelijk handelend bestuurder een adequate inschatting moet maken van de benodigde liquide middelen en ervoor moet zorgen dat deze beschikbaar zijn, voordat wordt gestart met de ondernemingsactiviteiten. Dit geldt dus vooral in de opstartende fase. Als een bestuurder dit niet doet, kan dit leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.

Waar ging deze zaak over?

De besloten vennootschap A (‘A B.V.’), opgericht op 8 januari 2019, was actief binnen de kraamzorgsector. Enig bestuurder en aandeelhouder was de besloten vennootschap B (‘B B.V.’), die op haar beurt vertegenwoordigd werd de heer C (‘de heer C’).

Op 1 februari 2019 is A B.V. arbeidsovereenkomsten van één jaar aangegaan met drie kraamverzorgenden. Op 28 februari 2019 verzocht de heer C de werknemers om de looptijd van de arbeidsovereenkomsten in te korten vanwege de verlieslatende situatie van de onderneming van A B.V. Nadat de werknemers hier niet mee instemden, beëindigde A B.V. per brief van 5 maart 2019 de arbeidsovereenkomsten met een beroep op de proeftijd. Dit zonder succes: de rechtbank oordeelde later dat deze beëindiging niet rechtsgeldig was.

Op 21 mei 2019 is het faillissement van A B.V. op eigen aangifte uitgesproken. Het totale bedrag aan ingediende vorderingen, inclusief loonbetalingen aan werknemers, bedroeg € 41.351,47. De curator vorderde dat zowel B B.V. als de heer C hoofdelijke aansprakelijkheid zouden zijn voor het faillissementstekort. Volgens de curator was onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement. De rechtbank heeft dit standpunt van de curator gevolgd.

Uit de liquiditeitsbegroting die was opgesteld door de heer C, bleek namelijk dat bij aanvang van de bedrijfsactiviteiten sprake was van een negatieve kasstroom. Het bestuur had hiervoor geen passende voorzieningen getroffen. De rechtbank oordeelde dat wanneer het in de opstartfase duidelijk is dat de benodigde liquiditeit niet direct uit inkomsten kan worden verkregen, een alternatieve regeling moet worden getroffen. Kortom: als een onderneming aan het begin niet genoeg geld verdient om kosten te dekken, dan moet een andere manier worden gevonden om de rekeningen te betalen. Als er geen alternatief is, dan is een faillissement onvermijdelijk.

Nu in deze zaak geen (start)financiering mogelijk was én de (middellijk) bestuurder en aandeelhouder niet bereid waren financiële dekking te bieden, terwijl dat wel nodig was, had de heer C niet de activiteiten moeten starten of werknemers aan moeten nemen. De heer C wist immers, althans had moeten weten dat A B.V. gedurende de eerste vijf maanden niet in staat zou zijn om aan haar (betalings-)verplichtingen te voldoen. Daarmee heeft het bestuur niet gehandeld zoals van een redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden mocht worden verwacht.

De slotsom is dat zowel B B.V. als de heer C als (enig) (indirect) bestuurder van A B.V. in de periode direct voorafgaand aan het faillissement onbehoorlijk bestuur kan worden verweten en dat het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De rechtbank komt tot het oordeel dat B B.V. en de heer C beide hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort in de boedel.

Maak een adequate analyse!

Deze uitspraak benadrukt dat het voor het bestuur in de beginfase van een onderneming van belang is om een adequate analyse te maken van de benodigde liquide middelen en te zorgen voor een voldoende financiële basis vóórdat wordt gestart met de ondernemingsactiviteiten. Het achterwege laten hiervan, zoals in deze zaak, kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.

Heeft u vragen over bestuurdersaansprakelijkheid? Aarzel dan niet om contact op te nemen met één van onze specialisten.

Auteur: Anke Goossens

 

Fender Advocaten gebruikt cookies

Functionele cookies zorgen ervoor dat deze website naar behoren functioneert. Ook houden we, na uw goedkeuring, website statistieken bij met behulp van analytische cookies. Analytische cookies verzamelen informatie die wordt gebruikt om ons te helpen begrijpen hoe onze website wordt gebruikt. Ook helpen deze cookies ons om de website aan te passen om uw gebruikservaring te kunnen verbeteren.