Van mondkapje naar muilkorf

Recent heeft de voorzieningenrechter in kort geding zich gebogen over de vraag of een bestuurder van een besloten vennootschap tijdelijk kan worden geschorst en vervangen. In beginsel is het schorsen van een bestuurder door een rechter voorbehouden aan de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (“Ondernemingskamer”). Dat geldt ook voor een schorsing bij wijze van onmiddellijke tijdelijke voorziening. In de aanloop naar een dergelijke enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer kan ook de voorzieningenrechter in kort geding bij wege van ordemaatregel een bestuurder schorsen.

Het aandeelhoudersgeschil

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de twee aandeelhouders van de besloten vennootschap Unit17 B.V. (“Unit17”). Beide aandeelhouders houden de helft van de aandelen in Unit17, waarbij gedaagde de enige bestuurder is.

Aanvankelijk hielden A en gedaagde ieder de helft van de aandelen in Unit17, maar in februari 2019 heeft A haar aandelen overgedragen aan eiseres. Eiseres heeft op haar beurt A een volmacht verleend ter zake van het uitoefenen van alle aan haar aandeel verbonden rechten.

Op verzoek van B, bestuurder van Minpex B.V. (“Minpex”), besluiten gedaagde en A om begin 2019 besluiten voor Minpex te werken. B besluit met een aantal partijen een samenwerking aan te gaan om mondkapjes vanuit China te importen en op de Europese markt te verkopen. In dat verband vraagt B aan gedaagde om deze handel via Unit17 te laten verlopen, omdat Unit17 beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 23 Wet Omzetbelasting 1968. De houder van een dergelijke vergunning hoeft de BTW over ingevoerde goederen van buiten de EU pas af te dragen als die goederen zijn doorverkocht. Gedaagde gaat daarmee akkoord en opent bij de Rabobank een aparte bankrekening op naam van Unit17 (“bankrekening Unit17”) specifiek om de handel in mondkapjes te faciliteren.

In september 2020 constateert gedaagde dat in een zeer korte tijd grote geldbedragen (lees: vele miljoenen) vanaf de bankrekening Unit17 werden overgeboekt naar aan A en B gelieerde vennootschappen. Als reactie hierop blokkeert gedaagde de bankrekening Unit17. Vervolgens heeft gedaagde het resterende saldo van de bankrekening Unit17 overgemaakt naar een privérekening op naam van gedaagde en legt gedaagde vanuit Unit17 conservatoir verhaalsbeslag ten laste van A, B en de met B samenwerkende partijen. In oktober 2020 start gedaagde ook vanuit Unit17 een bodemprocedure jegens A, B en de met B samenwerkende partijen, waarbij zij terugbetaling van de overgeboekte bedragen vordert.

Eiseres voert onder meer aan dat gedaagde met voornoemde handelingen de belangen van Unit17 en die van eiseres grovelijk schendt dan wel verwaarloost ten gunste van haar eigen belang. Unit17 kon namelijk als gevolg van het blokkeren van de bankrekening en het conservatoir beslag niet meer kan voldoen aan verplichtingen jegens haar afnemers. Daar komt bij dat gedaagde gelden heeft onttrokken van de bankrekening Unit17. Door gedaagde worden deze stellingen betwist.

Gelet op het voorgaande spant eiseres een kortgedingprocedure aan jegens gedaagde. In deze procedure vordert eiseres: (i) de schorsing van gedaagde als statutair bestuurder van Unit17, (ii) een verbod op het verrichten van bestuurshandelingen door gedaagde tijdens deze schorsing, (iii) het benoemen van A tot tijdelijke bestuurder gedurende deze schorsing en (iv) dat gedaagde alle nodige benodigdheden aan A overdraagt, zodat A de bestuurstaken van Unit17 kan uitvoeren.

Ordemaatregel door voorzieningenrechter

De strekking van dit kort geding is het schorsen van gedaagde als bestuurder van Unit17, waarbij deze tijdelijk wordt vervangen door A. De voorzieningenrechter stelt vast dat het uitgangspunt bij het schorsen van een bestuurder van een besloten vennootschap door een rechter in beginsel is voorbehouden aan de Ondernemingskamer. Dat geldt ook voor een schorsing bij wijze van onmiddellijke tijdelijke voorziening. In de aanloop naar een dergelijke enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer kan ook de voorzieningenrechter in kort geding bij wege van ordemaatregel een bestuurder schorsen.

De voorzieningenrechter stelt vast dat nog geen procedure bij de Ondernemingskamer aanhangig is gemaakt, waardoor een door die rechter te treffen onmiddellijke voorziening ook niet op korte termijn valt te verwachten. Nu Unit17 verder grote financiële risico’s oploopt vanwege het feit dat gedaagde de handel in mondkapjes en de financiële afwikkeling daarvan blokkeert, kan niet van eiseres worden gevergd dat zij de uitkomst van een procedure bij de Ondernemingskamer afwacht. Gelet op dit spoedeisend belang, heeft eiseres belang bij het krijgen van voorlopige voorziening. Daarbij merkt de voorzieningenrechter nog wel op dat een voorzieningenrechter in veel beperktere mate dan de Ondernemingskamer is toegerust om een – gelet op de omstandigheden passende – ordemaatregel te treffen, hetgeen zo zijn beperkingen met zich brengt ten aanzien van de in dit kort geding mogelijk te treffen voorzieningen.

Nu het spoedeisend belang is vastgesteld, gaat de voorzieningenrechter nader in op het schorsen van gedaagde als bestuurder (vordering (i)). Uitgangspunt hierbij is dat de voorzieningenrechter bij deze beoordeling in beginsel dezelfde maatstaf toepast als die voor de Ondernemingskamer geldt. “Dat betekent dat er gegronde redenen moeten zijn voor de voorzieningenrechter om aan te nemen dat [gedaagde] zich als bestuurder van Unit17 schuldig heeft gemaakt aan wanbeleid”, aldus de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter toetst voornoemde maatstaf aan de verklaringen van partijen, nu het onduidelijk is welke afspraken exact gelden tussen partijen. Op grond hiervan wijst de voorzieningenrechter vordering (i) van eiseres af. Door eiseres is namelijk onvoldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde uitsluitend uit eigen belang heeft gehandeld. Gedaagde heeft onder de gegeven omstandigheden en gelet op de grote financiële risico’s die Unit17 loopt, maatregelen genomen om de boel te bevriezen door de bankrekeningen te blokkeren en het saldo hiervan veiliggesteld. Het saldo is door gedaagde ook weer van haar eigen privérekening overgeboekt naar de bankrekening Unit17. De voorzieningenrechter overweegt dat gedaagde als bestuurder hiermee geen blijk geeft van onredelijke afwegingen. De voorzieningenrechter ziet derhalve onvoldoende redenen om aan te nemen dat gedaagde zich als bestuurder van Unit17 schuldig heeft gemaakt aan wanbeleid.

Nu gedaagde niet wordt geschorst als bestuurder van Unit17, worden ook de resterende vorderingen van eiseres afgewezen.

Tijdelijke schorsing bestuurder kan dus ook via een kortgedingprocedure

Deze uitspraak laat zien dat ook de voorzieningenrechter een bestuurder tijdelijk kan schorsen. Er dient dan wel sprake te zijn van een spoedeisend belang, waaruit volgt dat een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer niet kan worden afgewacht.

Heeft u vragen hierover? Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten!

 

Auteurs: Yoenes Kameh Khosh en Shaghayegh Molawi

 

 

 

Fender Advocaten gebruikt cookies

Functionele cookies zorgen ervoor dat deze website naar behoren functioneert. Ook houden we, na uw goedkeuring, website statistieken bij met behulp van analytische cookies. Analytische cookies verzamelen informatie die wordt gebruikt om ons te helpen begrijpen hoe onze website wordt gebruikt. Ook helpen deze cookies ons om de website aan te passen om uw gebruikservaring te kunnen verbeteren.